Wie met de handmatige stand van je camera wil fotograferen komt al gauw in aanraking met termen als diafragma, Iso waarden en sluitertijd. Samen vormen ze de belichtingsdriehoek die je als fotograaf hoort te kennen!
Tuurlijk kun je dit hoofdstuk ook overslaan maar geloof mij, op een later tijdstip zul je willen weten hoe al die getallen invloed op elkaar hebben. Waarom lukt iets niet als je diafragma aanpast en waarom worden foto’s onscherp bij een juiste sluitertijd. In dit artikel duik ik in de kenmerken van de belichtingsdriehoek. Ik zal volgens mijn bekende 7 stappen plan de werking op een begrijpbare wijze samenvatten.Voortaan zul je niet meer voor verrassingen staan! Handmatig een goed belichte foto maken zal opeens begrijpbaar worden.
1. Waaruit bestaat de belichtingsdriehoek.
Het doel van fotograferen is naast een mooi beeld, ook een goed belichte foto kunnen vastleggen. Je hebt daar in je camera drie instellingen voor die je meehelpen. Om de belichting onder controle te krijgen moet je een juiste balans zien te vinden tussen de ISO-lichtgevoeligheid, sluitertijd en diafragma. Elk van deze elementen heb ik al eens eerder besproken in andere artikelen die je op mijn fotoblog kunt vinden of door mijn fotografie cursussen te volgen. Na het lezen van deze artikelen zul je weten wat elk van deze elementen doet met je camera. Op die maner hoef ik ze niet individueel in dit artikel te behandelen om het overzicht te behouden.
De belichtingsdriehoek kan je dus helpen de juiste belichting te vinden. Doordat de ISO, sluitertijd en diafragma onderling met elkaar verbonden zijn hebben ze invloed op elkaar. Als je namelijk één parameter aanpast zul je ook een andere moeten wijzigen om een correcte belichting te behouden. Om dit visueel te maken heeft men er een driehoek voor bedacht die als een soort infographic samenvat wat er gebeurd.
2. Hoe krijgen we een correcte belichting
Zoals je kunt zien in de belichtingsdriehoek staat elke hoek voor één van de factoren. Voor een juiste belichting is een balans tussen de drie factoren essentieel en alleen in die situatie is de driehoek perfect. Verander je één van deze factoren, dan verleng of verkort je in principe één van de hoeken van deze driehoek. Elke wijziging betekent meer of minder licht dat op de sensor van de camera kan vallen. Om er vervolgens weer een perfecte driehoek van te maken zul je nog een 2e factor moeten aanpassen. Alleen op deze manier kom je tot een correcte belichting van je foto.
De drie factoren die samen de belichtingsdriehoek vormen hebben elk hun eigen toepassing:
- Het diafragma (aperture) heeft invloed op de scherptediepte van een foto.
- De sluitertijd (exposure) bepaald of de foto scherp is of dat je beweging op de foto ziet.
- De ISO produceert digitale ruis en heeft invloed op de kwaliteit van de foto.
3. Wat hebben stops met belichting te maken.
Om de belichtingsdriehoek te begrijpen moeten we eerst nog een ander begrip bespreken. We hebben hierboven kunnen lezen dat we een specifieke combinatie van diafragma, sluitertijd en ISO een belichtingsdriehoek noemen. Door een verandering aan een van de zijden van de belichtingsdriehoek wijzigen we de belichtingswaarde. We noemen zo’n verandering een ‘Stop’!
“Een stop is een halvering of verdubbeling van het licht.”
Elke foto die we maken heeft een bepaalde belichting nodig. Om een onderbelichte foto lichter te maken voegen we één of meerdere stops toe. Door stops te verminderen kunnen we een overbelichte foto donkerder maken. Hoe kunnen we nu stops vermeerderen of verminderen? Door het diafragma, de sluitertijd en/of de ISO waarde aan te passen. Om hier meer duidelijkheid in te krijgen hebben we de getallen en waardes nodig die bij diafragma, sluitertijd, en ISO horen om duidelijk te krijgen wat een ‘Stop’ nou precies doet.
4. De getallen op een rij
Als we het over een ‘Stop’ hebben in de fotografie is het goed om te weten dat we dan over een ‘HELE Stop’ communiceren. De moderne camera’s hebben namelijk de mogelijkheid om ook met halve of 1/3 stops te werken. Dat kan soms verwarrend werken en dat willen we natuurlijk voorkomen. Als we de waarden en getallen met een ‘ HELE Stop’ op een rij zetten dan krijgen we de volgende rijtjes.
Waardes & Getallen |
---|
DIAFRAGMA: |
f/1 – f/1,4 – f/2 – f/2,8 – f/4 – f/5,6 – f/8 – f/11 – f/16 – f/22 – f/32 – f/44 – f/64 |
SLUITERTIJD: |
1/8000 - 1/4000 - 1/2000 - 1/1000 - 1/500 - 1/250 - 1/125 - 1/60 - 1/30 - 1/15 - 1/8 - 1/4 -1/2 - 1s - 2 - 4 - 8 - 15 - 30 |
ISO: |
50 – 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 – 6400 – 12800 – 25600 – 51200 |
Nu we de ISO waarden, diafragma getallen en de sluitertijden hebben doorgenomen kunnen we een overzicht maken. De drie rijtjes voegen we samen in een ‘spiekbriefje’ die we ook wel eens ‘Cheatsheet’ genoemd. Het onderstaande voorbeeld is zo’n afbeelding waar we de bovenstaande rijtjes hebben samengevoegd. Bewaarde deze afbeelding, print hem uit, maak een ‘PrintScreen’ of knip hem uit om te plastificeren. Ideaal voor in je fototas om te bewaren. Er is namelijk altijd wel een moment dat je gaat twijfelen of vastloopt. Zorg dat je dan dit voorbeeld bij de hand hebt zodat je weer verder kunt met mooie foto’s maken.
[fblike]
[fblike]Bekijk ook mijn Portfolio
5. Belichting meten met je camera.
We weten wat de belichtingsdriehoek en welke factoren we kunnen aanpassen voor een correcte belichting. Door ‘Stops’ toe te passen hebben we controle en de getallen heb je uit het hoofd geleerd. Prima toch! Maar hoe weten we nou wat een juiste belichting gaat opleveren? Daarvoor zit er tegenwoordig op je camera een ingebouwde lichtmeter. Op alle moderne camera’s kun je die lichtmeter makkelijk vinden doordat die op het scherm wordt weergegeven. Hij ziet eruit als het onderstaande plaatje:
Nu je weet waar dit rare metertje voor bedoeld is zou het ook wel prettig zijn als je weet hoe het werkt. Dat is gelukkig vrij makkelijk uit te leggen. De belichting is (volgens de camera) goed wanneer het “naaldje” precies in het midden op de (0) staat. Verder zie je getallen van -3> tot <+3 staan! Hier komen de ‘Stops’ weer om de hoek kijken! Elk getal is namelijk een ‘HELE Stop’ en wat er tussenzit een halve of een 1/3 stop. Wanneer het “naaldje” naar de -3> getallen gaat wil dat zeggend at je foto onderbelicht is. En ja, naar de <+3 getallen geeft aan dat de foto overbelicht is!
Onder- en overbelichting hebben elk hun eigen toepassing en creatieve uiting. Het is dus goed om altijd op 0 te beginnen. Vanuit deze lichtmeting kun je dan afweging welk resultaat voor jou het beste uitpakt. Oefening baart kunst en dat is zeker in dit geval waar! Door veel te oefenen en de juiste instellingen te vinden krijg je ervaring me de juiste belichting in verschillende situatie’s.
6. Hoe bereken je de juiste belichting
Hoe kunnen we nu de belichtingsdriehoek gebruiken om de verhouding tussen de 3 parameters te begrijpen? Als we één van de zijden aanpassen moeten we minimaal één van de andere zijden ook aanpassen om dezelfde belichting te behouden. Aan de hand van enkele voorbeelden ga ik uitleggen hoe je met de belichtingsdriehoek de verschillende waardes kunt aanpassen.
VOORBEELD 1 : Diafragma aanpassen
- Je hebt een foto gemaakt van een bekende tegen een verweerde muur. De foto is prima belicht, maar de muur is onscherp terwijl je deze juist graag óók scherp wilt hebben vanwege zijn mooie structuur. Om dit te veranderen moet je het diafragma naar groter f/getal draaien. Je hebt de bestaande foto gemaakt met de volgende instellingen:
DIAFRAGMA | SLUITERTIJD | ISO | |
Originele waarden | f/2,8 | 1/30 | 800 |
- De oplossing:
Je past het diafragma aan naar f/11 om de achtergrond scherper te krijgen en laat de sluitertijd (1/30) en ISO (800) hetzelfde staan. Je foto is opeens veel te donker! Waarom? Door het diafragma aan te passen heb je de opening waar het licht doorheen komt kleiner gemaakt. De foto is dus -4 stops onderbelicht! - Om het op te lossen zul je één van de andere waardes als sluitertijd (1/30) of de ISO (800) moeten aanpassen. Je weet dat je het diafragma 4 stops hebt aangepast. De ISO wil je laten staan omdat je niet hoger wilt om ruis te voorkomen. Het enige dat je dus kunt aanpassen is de sluitertijd van 1/30 naar (+ 4 stops) 1/2. Je laat dus langer licht vallen op je sensor! Het “naaldje” van je belichtingsmeter zal nu weer precies in het midden op de (0) staan.
Diafragma: | f/1 – f/1,4 – f/2 – f/2,8 – f/4 – f/5,6 – f/8 – f/11 – f/16 – f/22 – f/32 – f/44 – f/64 |
Sluitertijd: | 1/4000 – 1/2000 – 1/1000 – 1/500 – 1/250 – 1/125 – 1/60 – 1/30 – 1/15 – 1/8 – 1/4 –1/2 – 1s – 2 – 4 – 8 – 15 – 30 |
ISO: | 50 – 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 – 6400 – 12800 – 25600 – 51200 |
- De nieuwe instellingen voor de juiste belichting met een scherpere scherpere achtergrond is nu:
DIAFRAGMA | SlUITERTIJD | ISO | |
---|---|---|---|
Originele waarden | f/2,8 | 1/30 | 800 |
Aangepaste waarden | f/11 | 1/2 | 800 |
VOORBEELD 2 : ISO aanpassen
- We doen nu een foto waarvan we de ISO waarde gaan aanpassen. Je hebt bijvoorbeeld op een bewolkte dag een foto gemaakt die er bewogen en onscherp uitziet. De belichting is wederop prima.
- Door de sluitertijd te versnellen proberen we het beeld te ‘bevriezen’. Je hebt de bestaande foto gemaakt met de volgende instellingen:
DIAFRAGMA | SLUITERTIJD | ISO | |
Originele waarden | f/1,4 | 1/250 | 200 |
- De oplossing:
- Doordat je de scherpte diepte in de foto wilt behouden laten we het diafragma op f/1,4 staan. We passen nu de sluitertijd aan naar 1/1000 om beweging in de foto te voorkomen. Er valt nu minder lang licht op de sensor waardoor de foto met -2 stops onderbelicht!
- Het diafragma zouden we laten staan dus het enige wat we kunnen aanpassen om de -2 stops onderbelichting te compenseren is de ISO-waarde.
- Het “naaldje” van je belichtingsmeter zal nu weer precies in het midden (0) staan wanneer je met + 2 stops de ISO verhoogt van ISO 200 naar ISO 800
Diafragma: | f/1 – f/1,4 – f/2 – f/2,8 – f/4 – f/5,6 – f/8 – f/11 – f/16 – f/22 – f/32 – f/44 – f/64 |
Sluitertijd: | 1/4000 – 1/2000 – 1/1000 – 1/500 – 1/250 – 1/125 – 1/60 – 1/30 – 1/15 – 1/8 – 1/4 -1/2 – 1s – 2 – 4 – 8 – 15 – 30 |
ISO: | 50 – 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 – 6400 – 12800 – 25600 – 51200 |
- De nieuwe instellingen voor de juiste belichting met een scherpere scherpere achtergrond is nu:
DIAFRAGMA | SlUITERTIJD | ISO | |
---|---|---|---|
Originele waarden | f/1,4 | 1/250 | 200 |
Aangepaste waarden | f/1,4 | 1/1000 | 800 |
VOORBEELD 3: Sluitertijd aanpassen
- We doen nu een voorbeeld waarvan we het diafragma & de ISO waarde gaan aanpassen. Je wilt een landschap fotograferen waarin je genoeg scherptediepte hebt met een hoge kwaliteit.
- De camera geeft een goede belichting van met de volgende instellingen:
DIAFRAGMA | SLUITERTIJD | ISO | |
Originele waarden | f/2,8 | 1/30 | 800 |
- De oplossing:
- Om de scherptediepte flink te verhogen wil je het diafragma naar f/16 draaien. Je weet nu dat het diafragma -5 stops minder licht zal doorlaten.
- Je zou nu de ISO waarde kunnen verhogen, maar om de beste beeldkwaliteit te garanderen verlaag je deze naar ISO 200. Dit geeft nog een vermindering van -2 stops.
- In totaal heb je dus nu -7 stops onderbelicht en de enige waarde waarmee je dat kunt aanpassen is de sluitertijd.
- Als je het “naaldje” van je belichtingsmeter weer precies in het midden wilt hebben staan, verhoog je de sluitertijd met + 7 Stops naar 4s.
- LET OP: je zult er nu niet aan ontkomen dat je een statief voor de camera zult moeten gebruiken om beweging te voorkomen.
Diafragma: | f/1 – f/1,4 – f/2 – f/2,8 – f/4 – f/5,6 – f/8 – f/11 – f/16 – f/22 – f/32 – f/44 – f/64 |
Sluitertijd: | 1/4000 – 1/2000 – 1/1000 – 1/500 – 1/250 – 1/125 – 1/60 – 1/30 – 1/15 – 1/8 – 1/4 -1/2 – 1s – 2 – 4 – 8 – 15 – 30 |
ISO: | 50 – 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 – 6400 – 12800 – 25600 – 51200 |
- De nieuwe instellingen voor de juiste belichting met een scherpere scherpere achtergrond is nu:
DIAFRAGMA | SlUITERTIJD | ISO | |
---|---|---|---|
Originele waarden | f/2,8 | 1/30 | 800 |
Aangepaste waarden | f/16 | 4s | 200 |
7. LAAT JE NIET UIT HET VELD SLAAN EN BLIJF OEFENEN
Fotograferen gaat over het schrijven met licht. De manier waarop je schrijft bepaal jij en niet de apparatuur. Zelf zeg ik altijd:
“De apparatuur bepaalt de kwaliteit, de fotograaf de creativiteit.”
Wil je dus het verschil kunnen maken en niet afhankelijk zijn van je apparatuur. Zorg dan dat je de belichtingsdriehoek onder de knie krijgt en daag jezelf uit om niet meer de automatische stand te gebruiken. Ja, het is lastig om de belichting voor een foto goed in te stellen en er zijn veel variabelen waarmee je rekening moet houden.
Ik heb ook nooit gezegd dat fotograferen makkelijk zou zijn. De beste manier is om goed te oefenen en door te zetten. “Het is namelijk makkelijk te zeggen dat je een fotograaf bent. de beste fotografie is echter gemaakt door gevormde fotografen”. Het mooie aan digitale camera’s is dat het je in ieder geval geen geld kost om dit allemaal te oefenen. Je kunt zoveel foto’s maken als je wilt met welke instellingen dan ook. Veel fotoplezier!