Wie zich bezig houdt met fotograferen weet dat alles gaat over het beheersen van belichting en licht meten. Het is de ultieme uitdaging om het licht naar je hand te kunnen zetten en te gebruiken voor je creativiteit. Als fotograaf wil je kunnen schrijven met licht.
De camera waarmee je fotografeert geeft de mogelijkheid om op verschillende manieren het licht te beheersen. Wil je licht meten dan is het verstandig om te weten op welke manier je de lichtmeting van je camera kunt inzetten. Welke methodes zijn er en wanneer gebruik je juiste die ene methode of toch de anderen. In deze 7 stappen cursus geef ik op een simpele en begrijpbare manier uitleg. Leer hoe je de belichting voortaan beter kunt beheersen en welk methode je bij het licht meten kunt inzetten voor het beste resultaat.
1. Welke methodes zijn er voor licht meten.
Voordat wij de camera induiken is het belangrijk om een onderscheid te maken over de wijze waarop we het licht meten. Er zijn namelijk verschillende methodes die beide werken maar de een net even iets beter dan de andere. De camera heeft namelijk de beperking dat die alleen het reflecterend licht van een onderwerp kan registreren. We bedoelen daarmee het licht dat van de zon komt en vervolgens door het te fotograferen onderwerp terug gekaatst wordt. Dat is ook het licht waarop je camera zijn berekeningen uitvoert en de instellingen bepaald in zowel de automatische, semi-automatische als de handmatige stand.
De andere methode om licht te meten is met een losse belichtingsmeter. Hiermee meet je namelijk het opvallend licht op je onderwerp. Door de sensor van de losse lichtmeter dicht bij je onderwerp te houden meet je namelijk direct licht dat vanaf de zon op je onderwerp valt. Het is logisch te begrijpen dat een directe meting met opvallend licht betere resultaten oplevert dan die met reflecterend licht. Het foto onderwerp heeft namelijk geen invloed op het licht met een losse lichtmeter. Bij een camerameeting zal het reflecterende onderwerp beïnvloed worden. Neem maar eens een voorbeeld met een spiegel. De spiegel zal het reflecterend licht juist versterken. Dit kan ook met een wateroppervlak of een nat wegdek het geval zijn. De lichtmeter van de camera zal hier problemen van ondervinden en een compromis aanbieden als de juiste lichtmeting. [fblike]
2. De tinten grijs van je licht meting.
Het lichtmeetsysteem van je camera gaat (net als een losse lichtmeter) uit van een neutrale waarde. Per slot van rekening moet er toch een soort van gemiddelde zijn waar zo’n systeem zich op kan baseren. Of het nu gaat om opvallend licht dat je met een losse lichtmeter meet of over reflecterend licht, beide systemen meten een gemiddeld van 18% grijs. Deze neutrale midden-grijs meting zorgt ervoor dat er een diafragma en/of sluitertijd wordt bepaald bij een gegeven ISO-waarde. Zijn alle kleuren en reflectiewaarden van je onderwerp bij elkaar opgeteld, vermenigvuldigd en gedeeld ongeveer dit midden-grijs, ga je naar huis met een perfect belichte opname. Helaas gaat het dus niet zo makkelijk.
Wie om zich heen kijkt zal opvallen dat onze wereld niet uit een gemiddelde van 18% grijs bestaat. Overal zie je variaties, contrasten en lichtverschillen die de nodige uitdagingen vormen. Maar goed ook anders zou de wereld een grauwe leefomgeving zijn waarin we weinig bijzonderheden hadden om te fotograferen. Een bruidsjurk zo bijvoorbeeld grauw grijs worden in plaats van het mooie witte contrast met de omgeving in je bruidsfotografie. Hetzelfde zou gebeuren met prachtige sneeuwlandschappen of besneeuwde bergtoppen. je camera heeft dus de nodige beperkingen die we de belichtingscompensatie kunnen oplossen.
2. Meervlaksmeting / meervelden meting / Matrix
Je camera kent zo’n 4 systemen die we toe kunnen passen om licht te meten. De meest gebruikte manier van licht meten is de matrix methode. Hierbij verdeelt je camera het beeld in verschillende delen, en van elk van deze delen meet hij de belichting. Daarna voegt hij al die waarden samen tot een gemiddelde, en op basis hiervan kiest hij een belichting. Je krijgt dus een algemene belichting die gemiddeld is voor je gehele foto. Deze methode gebruik je bijvoorbeeld als een groot gedeelte aan de bovenkant van je foto veel lichter is ten opzichte van het onderste deel.
Denk maar eens aan een landschapsfoto met een heldere lucht en een diep dal in de bergen. De camera past de belichting hier op aan en zal het contrastverschil proberen te compenseren. Bedenk wel dat de camera de situatie niet altijd goed zal inschatten, vooral in tegenlicht of hoog contrast omstandigheden. Het is voor de fotograaf hierdoor minder makkelijk te voorspellen hoe de belichting uit zal vallen. In het merendeel van de gevallen zal dit echter goed uitvallen, het matrix licht meten is de standaard instelling van de meeste camera’s.
Gebruik de Matrixmeting bij:
- Algemene situatie’s
- Portretten zonder grote contrasten
- Opnamen met gelijkmatig (diffuus) licht
3. Centrum gewogen licht meten.
Kun je zeggen dat bij een matrix meting je voor nagenoeg 100% van je sensor het licht meet. Bij een centrum gewogen meting tekst het centrum voor 60-80% mee. De camera houd wel rekening met gehele beeld maar legt de focus van de licht meting op het midden. Het zit daarmee tussen de meervelden en spot meting in. Ook hier worden metingen gedaan in verschillende zones, maar de zones in het midden tellen zwaarder mee in de algehele berekening. De camera past minder automatische correcties toe, waardoor je wel zelf meer rekening moet houden met hoe een scène onder- of overbelicht moet worden om het beste resultaat te krijgen.
Dit kan een goede optie zijn als je je onderwerp in het midden van de foto hebt geplaatst en er zeker van wil zijn dat dit onderwerp goed belicht is. Mocht je onderwerp nou niet in het midden van je opname zitten dan kun je ervoor kiezen om het licht te meten op je onderwerp. Deze belichting vast te zetten met de AE(L) vergrendeling en te herkaderen. Deze manier van licht meten gebruikten ze vroeger ook al in de oude analoge camera’s. hadden vaak alleen deze manier van licht meten beschikbaar.
Gebruik de Centrumgerichte meting bij:
- Onderwerpen centraal in het midden (model,arcitectuur, etc)
- Een omgeving met veel harde contrasten
- Als de matrixmeting niet voldoet
4. Deelmeting gebruiken
Een andere meetmethode is de de deelmeting. Baseerden we tot nu toe de meetmethode voornamelijk in combinatie met de omgeving. Nu gaan we ons meer concentreren op het midden van de foto. We rekenen nu de omgeving namelijk niet meer mee! Hiermee kun je het licht meten dat we bij een spotmeting gebruiken alleen dan met een groter oppervlak. Meestal meten we met deze methode ongeveer 10% van het onderwerp. Hij zit daarom ook precies tussen de centrum gerichte meting en de spotmeting in. Ideaal dus voor foto’s met een duidelijk onderwerp en foto’s met moeilijk licht zoals tegenlicht en zonsondergangen of zonsopkomsten.
De drie bovenstaande meetmethodes kijken voornamelijk naar het midden van je beeld. Wanneer je als fotograaf het onderwerp uit het midden wilt hebben zal je dus de AE-lock moeten gebruiken om deze belichting ‘vast’ te houden. Niet alleen is dit vaak onhandig als je onderwerp uit het midden ligt, ook kan dit wel eens een te lichte of te donkere foto opleveren. dat gebeurd omdat het midden niet helemaal representatief is voor het gehele beeld. Zorg er dus voor dat je steeds het histogram of de juiste belichting op je scherm controleert. Stel desnoods bij met belichtingscompensatie voor de nodige aanpassingen.
Gebruik de deelmeting meting bij:
• Tegenlicht opnamen, bijvoorbeeld zonsondergangen
• Foto’s met veel contrast en een klein onderwerp op de voorgrond (in het midden)
5. Spotmeting
Deze methode van licht meten komt het dichts in de buurt van de losse lichtmeter zoals je die in de studio vaak ziet gebruiken. Met spotmeting kun je het licht meten op één klein punt in het midden van je sensor. Dat gedeelte is slechts 2-3% van het totale formaat van je foto. Dit is een goede manier van werken als je in het absolute midden van je beeld een middengrijs voorwerp hebt (of een grijskaart). Zo kun je heel precies werken. Spot meting helpt vooral bij moeilijke belichtingen
Voor de beste spot meting zoek je naar een belangrijk oppervlak in de foto met een gelijke toon (bijvoorbeeld een voorhoofd bij een model) en bepaal je wat de normale belichting is (18% Grijs). Aan de hand van deze meting moet de fotograaf interpreteren of dit inderdaad de juiste belichting is of dat er over- of onderbelichting nodig is. Doe de spotmeting op een heel licht deel en de foto wordt in zijn geheel donkerder, doe de spotmeting op een donker deel en de foto wordt in zijn geheel lichter.
-
Investeer tijd om te leren hoe het werkt.
De spot meting stand vereist redelijk wat kennis van hoe de lichtmeter op de camera werkt om een juiste belichting te krijgen die bij jouw visie past. Belangrijk is dat je de tijd hebt om de belichting in te stellen, deze methode vereist meer werk, in snel veranderende lichtomstandigheden is dit niet de ideale methode. In veruit de meeste gevallen zal de spot meting stand echter niet de aangewezen meetmethodiek zijn. Voor het maken van silhouetten en bij zonsondergang is de spotmeting juist wel handig. De matrix meting heeft er vaak grote moeite mee vanwege de grote contrasten. Juist bij tegenlicht kun je met spotmeting ervoor zorgen dat de schaduwen weer opgelicht worden. Gebruik deze meetmethode dan ook als je controle wilt hebben over moeilijk situatie’s. Weet wat je doet en investeer tijd en ervaring in het beheersen van de spotmeting om je ideale belichten te meten.
Gebruik de spotmeting bij:
• Foto’s waar je de tijd hebt.
• Opnamen met veel zwart accenten die anders te donker zouden uitvallen
• Opnamen met veel wit, zoals een zwarte vogel tegen een bewolkte lucht.
• Als je heel precies het licht wilt meten (voorhoofd model)
6. Belichtingscompensatie en AE-Lock
We hebben de term al een aantal keren voorbij zien komen bij de verschillende licht meting mogelijkheden. De zogenaamde ‘Auto Exposure Lock’ of AE-L knop. Deze functie stelt je in staat om de belichting te meten en vast te zetten. De AE-L functie komt het beste tot zijn recht in combinatie met spotmeting of centrum gewogen meting. Dan ben je in staat om de belichting te bepalen van een beperkt deel van het beeld. Dit is met name erg handig in situaties waarbij de lichtmeter van de camera de weg kwijt raakt. Met het indrukken (en vasthouden!) van de AE-L knop wordt de belichting vastgezet, waarna je opnieuw de juiste compositie kunt maken. Ook dan kun je de ontspanknop gewoon gebruiken om op het juiste punt scherp te stellen.
Voorbeeld: Je wilt een zonsondergang vastleggen maar je matrixmeting heeft de foto onderbelicht. Om de juiste belichting te krijgen moet je de lichtmeting op één van de lichtste delen in de lucht. Dan de AE-L knop indrukken, je compositie maken en afdrukken. he zult merkend at je de juiste stemming van de zonsopkomst hebt weten vast te leggen.
-
Belichtingscompensatie
Het lichtmeetsysteem van je camera gaat (net als een losse lichtmeter) uit van een neutrale waarde. Per slot van rekening moet er toch een soort van gemiddelde zijn waar zo’n systeem zich op kan baseren. Of het nu gaat om opvallend licht dat je met een losse lichtmeter meet of over reflecterend licht, beide systemen meten een gemiddeld van 18% grijs. Deze neutrale midden-grijs meting zorgt ervoor dat er een diafragma en/of sluitertijd wordt bepaald bij een gegeven ISO-waarde. Zijn alle kleuren en reflectiewaarden van je onderwerp bij elkaar opgeteld, vermenigvuldigd en gedeeld ongeveer dit midden-grijs, ga je naar huis met een perfect belichte opname. Helaas gaat het dus niet zo makkelijk.
Wie om zich heen kijkt zal opvallen dat onze wereld niet uit een gemiddelde van 18% grijs bestaat. Overal zie je variaties, contrasten en lichtverschillen die de nodige uitdagingen vormen. Maar goed ook anders zou de wereld een grauwe leefomgeving zijn waarin we weinig bijzonderheden hadden om te fotograferen. Een bruidsjurk zo bijvoorbeeld grauw grijs worden in plaats van het mooie witte contrast met de omgeving in je bruidsfotografie. Hetzelfde zou gebeuren met prachtige sneeuwlandschappen of besneeuwde bergtoppen. je camera heeft dus de nodige beperkingen die we de belichtingscompensatie kunnen oplossen.
7. Welke lichtmeting kies ik?
De digitale fotografie geeft je tegenwoordig veel meer mogelijkheden om de juiste lichtmeting te kunnen doen. Je zou kunnen denken dat het daardoor allemaal makkelijk is geworden maar helaas blijkt het tegendeel. De ‘beste’ meetmethode bestaat niet! Gelukkig maar, want dat betekend dat iedereen op zijn eigen manier de methode kan kiezen die het beste bij hem/haar past. Het belangrijkste is dat je weet wat de verschillende standen doen, zo kun je in een moeilijke belichtingssituatie de beste keuze maken. Een goede of foute belichting bestaat niet, dit hangt helemaal af van wat het resultaat is dat je wilt bereiken.
Â
In alle standen, behalve de volautomatische stand, kun je op elk gewenst moment onderbelichten of overbelichten om de camera bij te sturen. Als je in RAW formaat fotografeert kun je achteraf de belichting ook nog eens wijzigen. Probeer dus zoveel mogelijk in de camera al de juiste belichting toe te passen. Het histogram kan je helpen bij het beoordelen van de belichting. Durf dus te experimenteren en ontdek welke methode voor het licht meten het beste bij jou past. Het voordeel van digitale fotografie is natuurlijk dat je oneindig kunt uitproberen totdat je het beste resultaat voor jezelf hebt gevonden. Veel fotografeer plezier:-)
-
Basis cursus fotograferen voor beginners€149.00
-
Cursus fotografie voor gevorderen€149.00
-
Cursus fotografie voor Experts€149.00